zondag 15 mei 2011

Pijn als bron


Mensen die getroffen worden door lichamelijk falen, beschrijven dit leed vaak op tweeledige wijze. Enerzijds gaan zij in op de pijnlijke aspecten ervan, anderzijds benoemen zij ook vaak hoe dit lijden voor hen nieuwe inzichten heeft ontsloten. De Duitse performance-kunstenaar, theater- en filmmaker Christoph Schlingensief was zo iemand. In de zomer van 2009 bezocht ik een een heel bijzondere voorstelling van hem: Eine Kirche der Angst vor dem Fremden in mir. De voorstelling is gebaseerd op een uitspraak van Joseph Beuys: “Wie zijn wonden toont zal genezen worden.” En dat is wat Schlingensief in deze voorstelling doet; hij toont zijn wonden. De wonden die geslagen zijn door de kanker die hem op 47 jarige leeftijd treft.

De theatrale vorm die hij hiervoor kiest is adembenemend. Hij voert een dodenmis voor zichzelf op. Het decor is een kathedraal, het publiek zit op kerkbanken omgeven door de indringende geur van wierook. Een bombardement aan muziek en filmbeelden, teksten, processies, en rituelen volgt. We zien op filmdoek het verval voorbijtrekken in de vorm van een haas die wordt opgevreten door maden, maar gelijktijdig kunnen we op een ander doek het ontwikkelingsproces van een embryo volgen. Angst, woede en ontroering volgen elkaar op. Kinderstemmen zingen door volwassen stemmen heen.

Schlingensief zet het lijden op de planken. In al zijn aspecten. Van stil tot grandioos, van intens pijnlijk, tot bizar grappig. In een maatschappij die het lijden liefst in de coulissen verstopt, is dat een ware heldendaad. Dat geldt ook voor de slag die hij maakt in zijn requiem, want zijn dodenmis blijkt uiteindelijk een ode aan het leven. Op het hoogtepunt van de voorstelling, tijdens de eucharistieviering, verschijnt de regisseur zelf ten tonele en verwoordt -voor een doodstil publiek- de ambivalente houding die hij met zijn zieke lijf heeft. Hij noemt de ziekte ‘shit’, maar kan niet ontkennen dat deze voor hem ook een een manier van kijken naar het leven heeft geopend die voorheen voor hem verborgen is gebleven. Hij verwoordt dus zowel zijn lijden maar maakt ook de sprong om het doek weg te trekken en te onthullen dat het lijden tevens een bron kan worden. Een nieuwe weg. Een andere manier van kijken.

Heeft het tonen van dit lijden hem de genezing gebracht, die Joseph Beuys veronderstelt? Het antwoord luidt ‘nee’ voor wie meent dat Beuys’ zijn opmerking verwijst naar fysieke genezing. Augustus 2010, dik een jaar na de voorstelling die ik zag, is Schlingensief overleden aan de gevolgen van zijn ziekte. Maar het luidt ‘ja’, voor wie de man zag staan op dat podium. Schlingensief benadrukte daar zijn autonomie. Hij droeg uit meer te zijn dan zijn zieke lichaam, meer dan zijn kankerbehandelingen en benadrukte dat hij ten diepste vrij was om een verhouding te vinden tot zijn zieke lijf. Om te kiezen hoe hij ermee om zou gaan.

Hier zegeviert de mens. En hier zegeviert het leven, oog in oog met de dood.
Het Holland Festival (1 t/m 26 juni) brengt een eerbetoon aan deze bijzondere kunstenaar met een presentatie van zijn laatste twee producties en tien van zijn films. Schlingensiefs voorstelling Mea Culpa die ook te zien is op het festival is het laatste werk waarmee hij naar eigen zeggen ‘een sociaal plastiek van zijn eigen ziekte’ op het toneel brengt (2 juni 2011, muziektheater Amsterdam).

Geen opmerkingen: