vrijdag 11 november 2011

Kinderogen

Het zijn altijd jongetjes. Eerst kijken ze van een afstand gefascineerd toe. Dan, als ze hun schroom overwonnen hebben, komen ze voorzichtig nader. Ze draaien wat om me heen, en hun oogjes gaan steeds harder glimmen. Soms gaan ze op hun knietjes zitten om ook de onderkant goed in ogenschouw te kunnen nemen. En dan barst het spervuur los. “Hoe kom jij aan die auto? (lees: rolstoel). Hoe hard kan -ie? Kunnen die lampjes ook aan? Waar zijn al die knopjes voor? Hoe moet hij aan? Waar stuur je mee?” Et cetera. Meestal eindigt het gesprek met een verzuchting. “Ik wil er ook wel zo een”…

Hoe anders de meisjes. Totaal ongeïnteresseerd in de technische kant van mijn leven stellen zij de meer persoonlijke vragen. “Waarom zit jij in die stoel. Ben jij oud? Waarom kan jij niet lopen? Vind jij dat erg? Is dat jouw kindje? Mag die mee op je kar?” Eén diep meelevende uitroep van een meisje is me altijd bijgebleven: “Ach!! Wat is er gebeurd?”

Ik heb de reacties van beide seksen op mijn verschijnen lief. En op de vragen van beide kanten ga ik zo goed mogelijk in. Voor de jongens hou ik hele rolstoeldemonstraties. Ik druk al mijn knopjes in en laat de boel kantelen, draaien, omhoog rijzen en ik doe voor hoe hard hij kan. Alle lichten, knipperlichten, groot licht en alarmlicht worden geshowd. Tot slot mogen ze altijd een keer op mijn toeter drukken. Ik zeg er –om teleurstelling te voorkomen- op voorhand bij dat het een beetje een domme toeter is. Je hoort ‘m namelijk bijna niet. “Ja, het is een domme toeter”, dat beamen ze allemaal. En dan willen ze weten “waarom”? Waarop ik het antwoord schuldig moet blijven, want ik snap ook niet waarom al mijn rolstoelen een toeter hebben die amper geluid maakt.

Bij de meisjes houd ik verhalen over spieren die ziek zijn. Eerst laat ik ze voelen aan hun eigen armen. Aan de harde botten en de zachte delen. “Die zachte delen dat zijn spieren”. Ik laat ze springen en hardlopen en vertel ze dan dat hun spieren het geweldig goed doen, en dat ik dat dus allemaal niet kan. “Want mijn spieren zijn ziek”. Dat vinden ze dan wel zielig tot ik ze een stukje achterop laat meerijden. Dan valt het sneue al snel van me af en zie ik sommige meisjes jaloerse blikken op mijn dochter werpen. Zij mag altijd mee achterop die stoel...

Ja, ik heb de vragen van beide seksen lief. Maar de wijze waarop jongens reageren is wel een heel stuk beter voor mijn zelfbewustzijn en mijn emancipatie als gehandicapte. Jongens geven me onmiddellijk het gevoel dat ik stoer en cool ben. Ik heb iets wat zij begeren. Die begeerte heeft mij, twintig jaar geleden, enorm geholpen geholpen bij de aanvaarding van mijn eerste scootmobiel. Daar waar ik me zelf enigszins verslagen voelde bij de aanblik van dat ding in mijn tuin, was mijn vierjarig buurjongetje wild enthousiast. Naast zijn springende en hopsende lijfje was het onmogelijk om zelf niet in enthousiasme te ontsteken. Uiteindelijk reed ik blij en fier over ons pad. Hij achterop staand of meerennend, almaar vragend of hij ook zelf een keer een stukje mocht rijden….

Daarom vind ik het stiekem toch leuker als het kleine technische mannetjes zijn, die toenadering zoeken. Even lekker de blits maken!

4 opmerkingen:

Anoniem zei

Hoi Lieve MJ, wat een prachtig stuk weer, wil je er eentje van me lenen? Zo'n technisch mannetje, maar dan wel een grote!
Jolande

Marie-Jose zei

Mmmm permanent de blits maken, zou dat niet gaan vervelen? Alhoewel zo'n technische grote man heeft natuurlijk wel allerhande andere voordelen: ik wacht nog steeds op Vito's superidee voor een rolstoel met rupsbanden!

Ginny, hulphond in wording zei

Wat heb je dit geweldig verwoord!Ga je blog zeker vaker bezoeken!

Anoniem zei

Lieve Marie-Jose, wat heb je weer een heerlijk beweeglijk artikel geschreven. Volgens mij kun je ook nog pirouettes maken met jouw "auto"...iets voor de meisjes?Cecile