maandag 27 februari 2012

Meer Mens

Deze column is geschreven voor Leefwijzer, de site van de chronisch zieken-en gehandicaptenraad

Mijn vorige column (griezelen) wijdde ik aan een interview over de tentoonstelling Enge Dingen-Het aangetaste Lichaam. Gastconversator Adriaan van Dis heeft dit rariteitenkabinet van allerhande medische afwijkingen, samengesteld. De collectie bestaat uit oude medische atlassen met prachtige tekeningen van vreselijke ziekten, wasmodellen van lichamen die gruwelijk misvormd zijn, en foto's van oorlogsverwondingen.

Inmiddels heb ik een bezoek aan de tentoonstelling gebracht. Een indringend bezoek, dat begon met de meest spectaculaire rolstoel-entree van mijn leven. De rolstoellift - door het personeel liefkozend aangeduid als 'invalidenheffer'- is een stalen plaat, buiten in de stoep buiten verzonken. Na er met de rolstoel opgereden te zijn, komen er uit de straat manshoge glazen platen omhoog rijzen, waarna de lift vervolgens diep in de grond wegzakt, tot op souterrain nivo. Het geeft me het gevoel levend begraven te worden, hetgeen aardig bijdraagt aan de Enge Dingen-stemming.

Bij binnenkomst in de museumzaal word ik verrast door de bijzondere wijze waarop deze tentoonstelling is vormgegeven. Alle vitrine-en toonkasten zijn gehuld in gordijnen of in doeken met stoffen kleppen, die je moet openen alvorens je iets kunt zien. Dat levert constant het gevoel op dat je iets doet wat niet mag. Kijken wordt gluren. Zien wordt zonde.
Hoogtepunt van de tentoonstelling is een kermiscarrousel met toonkasten erin. Om de kasten draaien witte lampenkampen. Soms zit er een opening in de kap, waardoor je snel even naar binnen kunt loeren, voordat de kap het zicht weer belet. Op de achtergrond speelt ouderwetse kermismuziek, hetgeen bijdraagt aan de realisatie dat mensen met gebreken inderdaad ooit als kermisattractie tentoon werden gesteld.

Nieuw was de informatie dat dit soort kermissen ook werden gebruikt als 'voorlichtingscampagne'. Door de verminkingen te tonen die het gevolg konden zijn van een besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen als syfilis, hoopte men een verandering in de leefwijze van mensen aan te brengen. Zo bezien waren dat soort kermissen van toen, de voorlopers van de SIRE of postbus 51 spotjes van nu.

Trekkend van kast naar kast, trachtend een glimp op te vangen van ziektes met tot de verbeelding sprekende namen als Elephantiasis, of oog in oog met de verminkingen die in een oorlog worden aangericht, word ik bevangen door het gevoel dat de gekozen tentoonstellingsvorm een exacte uitdrukking is van de wijze waarop de mens zich verhoudt tot het afwijkende: het trekt ons aan, maar het stoot ons ook af. We willen ernaar toe, maar we wenden ons er ook vanaf. Het abnormale is aantrekkelijk en afstotend tegelijkertijd.

In een kleine filmzaal kan je nog kijken naar de registratie van een bezoek dat Adriaan van Dis brengt aan een verzamelaar van medische curiositeiten. Ik kijk vooral naar van Dis. Naar zijn fascinatie en heilige huiver. Naar de wijze waarop hij soms oprecht is aangedaan. Ik herken die aangedaanheid in mijzelf. Wie de verwoesting die het lichaam kan treffen aanschouwt, ontkomt niet aan het besef van de kwetsbaarheid van de mens. Gek genoeg maakt die constatering me niet boos of opstandig. Eerder voel ik hoe ik door dit museumbezoek een beetje meer mens ben geworden. 

Ingepakte vitrinekasten

Geen opmerkingen: