maandag 3 september 2012

Vooroordeel


Het is bijna volmaakt. Op een terrasje in de zon met een glas witte wijn en een boek. Het enige dat ontbreekt is een sigaretje. Steels glijdt mijn blik naar het tafeltje naast het mijne. Daar zit een echtpaar met een pakje Gauloises voor zich op tafel. Ik verzamel moed en haal een euro uit mijn portemonnee. Ik vraag gewoon of ik twee sigaretten van ze kan kopen.

De dame in kwestie –gebruind, gekapt, gestyled- kijkt mij met verbazing aan. “Nee hoor, daar begin ik niet aan", zegt ze resoluut. Haar echtgenoot verschiet van kleur en kijkt haar met grote ogen aan. “Ja", weerstaat ze zijn blik, "ik weet helemaal niet of zij dat wel mag hebben”. Haar man, nog witter geworden, pakt demonstratief het pakje sigaretten naar zich toe en haalt er twee uit. “Je krijgt ze gewoon natuurlijk”. “En nee, je hoeft ze niet te betalen”.

Op dat moment verschijnt dochterlief op een skelter van het restaurant in de buurt van het tafeltje. “Mama! Kijk hoe hard ik kan!”, roept ze met een stem waarin de vreugdevolle opwinding van haar prestatie doorklinkt. Ik kijk naar haar en juich haar toe. Als ik me weer omdraai realiseer ik me direct dat dochters verschijning de hele mise en scène in een klap veranderd heeft. De vrouw is zich in een tel bewust geworden van haar inschattingsfout. Ze heeft geen gehandicapte voor zich die zich aan de blikken van een begeleider heeft weet te onttrekken om stiekem sigaretjes te gaan roken. En haar weigering die eerder zo nobel en gerechtvaardigd leek, blijkt ineens bizar en ongepast. Schaamte kleurt haar gebruinde wangen plotsklaps dieprood. Het gezellig pimpelende echtpaar is veranderd in de vlag van Denemarken. Het kan geschieden.

Als ik –met de buit op zak- terug ben bij mijn boek en wijntje, smaken de sigaretten me minder dan verwacht. Het blijft pijnlijk om geconfronteerd te worden met de wijze waarop de buitenwereld mij beziet. Zo vaak als ik zelf mijn fysieke toestand compleet vergeet, zo opdringerig lijkt deze te zijn voor sommige anderen. En minstens even pijnlijk is het om te moeten constateren dat er nog steeds mensen zijn die een bepaald uiterlijk of de aanwezigheid van een rolstoel, blindelings associëren met wilsonbekwaamheid of onvolwaardigheid.

Wat zag deze vrouw toen ik aan haar tafeltje verscheen? In iedergeval geen vrouw zoals zij zelf, pimpelend op een terrasje, verlangend naar een sigaretje. Geen vrouw met een kind. Geen vrouw met werkende hersenen, en vast geen vrouw die onmiddellijk bedenkt dat ze over deze situatie een blogje zal schrijven met de titel “Vooroordeel”.


Geen opmerkingen: