“Eigen wijk voor Turken in Rotterdam. Uniek
project! Het moet niet gekker worden", aldus een berichtje van Inclusie.nu op mijn Facebookpagina. De bijgevoegde link verwijst naar een artikel in het Algemeen Dagblad
dat het volgende meldt:
“Rotterdam
krijgt een woonwijk waar vooral oudere, Turkse Rotterdammers zich thuis moeten
voelen. Bij de Afrikaanderwijk wordt een compleet stadje gebouwd met 400
appartementen, een hotel, winkels, horeca, zorgvoorzieningen, een mediterraan
ogend binnenplein en een paleistuin.”
Om maar direct helder te maken waar ik sta: Ik draag Inclusie.nu een warm hart toe. Zij maken
zich hard voor mensen met een beperking, voor wie meedoen in de samenleving
niet vanzelfsprekend is, en dragen bij aan “een
wereld waarin iedereen welkom is en waar je gewaardeerd wordt om wie je bent en
wat je doet.”
Wie kan daar tegen zijn? Ik niet. Waar ik wel op tegen ben
is doorschieten. En al eerder heb ik ondervonden dat “inclusief denken” kan
verworden tot een ideologie met dwingende trekken, als zij zonder onderscheid
des persoons of zonder oog voor context, wordt doorgevoerd. Dit is een goed
doorschiet-voorbeeld, want wat is er nou precies mis met de plannen voor zo’n
wijk? Waarom mogen mensen niet zelf bepalen waar ze het liefst wonen en met
wie?
Inclusiedenkers vallen makkelijk ten prooi aan wat ze
eigenlijk willen bestrijden: Het maken van onderscheid op basis van kenmerken
als huidskleur, etniciteit, sekse, fysieke beperkingen etc. Want kennelijk is
turk-zijn (of gaat het over oud zijn?) ineens wel een relevant kenmerk als het gaat om wonen. Je mag dan namelijk
NIET wonen in een wijk met alleen maar Turken (of met alleen maar ouderen?)
Ten gevolge van van de onjuiste gedachte dat inclusie
hetzelfde betekent als “geen onderscheid mogen maken”, zijn vele verstandelijk gehandicapten
in de afgelopen jaren gedwongen geweest te verhuizen naar “gewone” wijken. Ze
zouden daar zoveel beter af zijn dan in een instelling. Ook worden steeds meer kinderen
onder diezelfde noemer verplicht ondergebracht in het “gewone” onderwijs en is het
bijzonder onderwijs iets verdachts geworden. Op deze wijze toegepast draait
inclusie niet om individuen en wat goed voor hén is, maar om een gelijkheidsideologie.
“Inclusief denken” mag nooit uitmonden in een verbod
verschillen zichtbaar te maken of te leven. Het zou een aansporing moeten zijn
om een diversiteit aan leef- woon- en werkwijzen te creëren voor zoveel
mogelijk mensen. Daarbij moet niet het “allemaal gelijk” principe leidend zijn,
maar de vrijheid om uit al die mogelijkheden te kiezen wat het beste bij jou
past. Er is namelijk helemaal niks mis met leven in een instelling, met het
bezoeken van bijzonder onderwijs of met het wonen in een Turkse ouderenwijk. Er
is pas iets mis als mensen geen keuze
hebben of geen keuze krijgen om ook
iets anders te kiezen.