De zaal zit behoorlijk vol bij het verkiezingsdebat “Het
Transparante Embryo” in de Balie in Amsterdam. Genodigden van PVDA-, CDA-,
Groen Links-, D66- en ChristenUnie huize gaan in debat over de dilemma’s rond
prenatale screening.
Ik weet niet zo goed wat ik had verwacht, maar het is me al
snel duidelijk dat deze avond een avond vol gemeenplaatsen zal worden. De
welbekende argumenten van zelfbeschikking, keuzevrijheid en kwaliteit van leven
passeren de revue en al snel dreigt het debat over de ethiek van het screenen,
gegijzeld te worden door een debat over de juistheid van abortus. De enige
persoon in het gezelschap die probeert om de discussie naar een fundamentelere
laag te voeren is Esmee Wiegman van de ChristenUnie. Maar haar vraag: “Wat is
er eigenlijk mis met het syndroom van Down”, wordt keurig genegeerd door de overige
aanwezigen. Pia Dijkstra van D66 poogt haar ergernis over deze inbreng van
mevrouw Wiegman te onderdrukken maar slaagt daar slecht in, en Khadija Arib van
de PVDA kan niet nalaten om mevrouw Wiegman persoonlijk aan te vallen in plaats
van in te gaan op de zaken die zij naar voren brengt. De teneur is duidelijk.
Standpunten van de ChristenUnie inzake dit soort thema’s hoef je niet serieus
te nemen.
Nu is de ChristenUnie daar zelf voor een deel schuldig aan. Door argumenten tegen screening te vermengen met argumenten tegen abortus, komen vragen naar de ethiek van medische selectie in de zwangerschap niet zuiver genoeg aan bod. De vanzelfsprekendheid waarmee – ook in
dit debat - selectie op medische gronden wordt aanvaard, blijft stuitend. Zonder
blikken of blozen wordt er keer op keer een link gelegd tussen het kwaliteit
van leven vraagstuk en de aan- of afwezigheid van een handicap of aandoening. Alsof
het vanzelfsprekend is dat geluk en kwaliteit van leven enkel zijn voorbehouden
aan hen die gezond van lijf en leden zijn. Hetzelfde geldt voor de
vanzelfsprekendheid waarmee het ouders wordt gegund ongeboren leven met een
aandoening te zwaar te vinden en er dus van af te zien “zo’n kind” te krijgen.
Het probleem met dit soort uitgangspunten is dat ze het
nieuwe leven verengen tot kwaal en zorglast. Alsof het geen mens betreft maar
een medische diagnose en een zorgindicatie. De vraag “Wat is er mis met Down”,
brengt de mens met Down in beeld. Een
individu wiens levensgeluk niet staat of valt met zijn syndroom, maar met de
omgeving waarin hij opgroeit. En hoewel de vertegenwoordigers van alle partijen
het eens lijken te zijn over het feit dat er naast ruimte voor nieuwe technische
ontwikkelingen op het gebied van de menselijke voortplanting ook altijd geïnvesteerd
zal moeten worden in goede zorgvoorzieningen, toont de werkelijkheid een
veelheid aan bezuinigingen in de zorg. En als een meneer in de zaal meent te
moeten uiten dat hij niet begrijpt waarom hij zou moeten betalen voor de
gehandicapte kinderen die anderen geboren laten worden, wordt glashelder dat
solidariteit met mensen met een handicap iets is waarvoor altijd gevochten zal
moeten worden.
In dat kader stel ik mij de vraag wat er de komende decennia
zal gebeuren met onze gevoelens van solidariteit, als er steeds meer mogelijk
zal worden op het gebied van screening. Nu al zijn er mogelijkheden om diep in
het menselijk genoom te kijken en om te voorspellen welke ziektes zich later in
het leven kunnen gaan manifesteren. Blijft het onder druk van deze
voortschrijdende mogelijkheden tot gluren naar het embryo echt vanzelfsprekend
om van screening af te mogen zien? Zal het niet zo zijn dat hoe meer er te
ontdekken valt, hoe schuldiger mensen zich gaan voelen als ze dat allemaal
nalaten? En als de bezuinigingen in de zorg voortgaan, hoe reëel is het dan om
af te zien van screening? Het is dan immers niet meer zeker dat goede zorg voor
jouw toekomstig kind gewaarborgd is. Zullen voortschrijdende techniek en geld
uiteindelijk het principe van individuele keuzevrijheid maar ook van
solidariteit ondergraven? Of is dat een doemscenario?
Na afloop van het debat wordt ik staande gehouden door een
man in een zwarte soutane met wit priesterboord en een groot kruis om zijn nek.
Het blijkt de bisschop van Roermond te zijn. Hij vraagt me wat ik wat van het
debat vond en we zijn het gauw eens. Zijn het dan echt alleen maar hardcore
christenen die nog kritisch en terughoudend zijn ten aanzien van alle
technologische ontwikkelingen op het gebied van de voortplanting? Ik mag toch
bidden van niet. Maar wie zorgen heeft over alle razendsnelle ontwikkelingen op
bio-technologisch gebied, lijkt vooralsnog alleen bij de christelijke partijen
terecht te kunnen. Helaas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten