Vorig jaar winter voelde ik het al eens eerder. Als
mijn gezicht te koud wordt kan ik mijn lippen niet meer goed bewegen.
Hoe hard ik ook poog ze te vormen rond de klanken
die ik wil voortbrengen, het is een vruchteloos pogen. Ik heb geen macht over
de spieren rond mijn mond. Maar door de stijgende
temperaturen in lente en zomer, verdwijnt de sensatie en kan ik de herinnering eraan opbergen in het kastje met
“zaken die wel over zullen gaan”. Nu echter, in de wedergekeerde kou, ontdek ik dat ik het verkeerde kastje heb gekozen. Het
is niet over gegaan. En de badkamerspiegel bevestigt mijn vrees. Mijn mond is
inderdaad veranderd. Mijn onderlip hangt meer en vouwt zich in ruststand naar buiten om. Ik herken mijn
beide – inmiddels overleden - tantes in mijn eigen gelaat. Ook bij hen die
steeds verder naar buiten wijkende onderlip.
Het is lelijk. Echt lelijk. En het is een heel naar gevoel, die
stijve onbeweeglijke mond tijdens het spreken in de kou. Bovendien gaat het gepaard met
een groot gevoel van onmacht, want mijn lichaam trekt zich op zo'n moment niets aan
van wat mijn geest wil. Zou dit probleem zich te zijner tijd ook verplaatsen
naar het spreken binnenshuis? Zou het een permanente staat worden? En kunnen
mensen me dan nog goed verstaan? Of wordt ook dat moeilijker en gaan ze zich
storen aan de moeite die het kost mij te begrijpen?
Angst strekt zijn kille tentakels in me uit en snoert mijn
keel dicht. Verzet welt op bij het zien van mijn eigen spiegelbeeld. Dit ben ik
niet! Het beeld van die vrouw in het spiegelend zilveren oppervlak heeft niets
met mij te maken. De zwakte van haar spieren staat haaks op de kracht die ik
van binnen voel. De onmacht die zij ervaart tijdens het fysieke spreken
botst met mijn talent me uit te drukken in taal, mezelf zichtbaar te maken via
woorden. Wanhopig graaf ik mijn geheugen naar medische ingrepen die dit probleem wellicht kunnen tackelen. Die van mij weer
een geheel maken, een kloppende binnen -en buitenkant.
En dan wandel ik buiten. In de kringloop van het jaar is de
tijd van het fysieke verval
aangebroken. Het zonlicht heeft opnieuw zijn gouden september-glans.
Perfecte regendruppels glanzen in de spinnenwebben die mijn tuin sieren. De
geur van vallend blad prikkelt mijn neus. En ik begin me af te vragen wanneer
ik de appels van mijn geadopteerde biologische appelboom kan gaan plukken en of
het nog te vroeg is om op de begraafplaats te gaan zoeken naar kastanjes en
beukennootjes?
De herfst is de tijd van het jaar die ik het meest liefheb. Niet
alleen omdat het de krachten van het immer en overal aanwezige verval zichtbaar
maakt, maar ook omdat het de normaliteit ervan toont (alles vervalt) en de
verpletterende schoonheid die in verval besloten kan liggen. Juist in de
stervende natuur voel ik me innig verbonden met het leven, en die ervaring is als een
arm van troost om me heen. Bovendien ik weet, het wordt weer lente.
Het verval vindt plaats in de fysieke natuur, maar laat de levenskrachten
ongemoeid.
Ja, de herfst heeft zijn intrede gedaan in mijn lichaam. En
tegelijkertijd is het van binnen volop lente met een prachtige zomer in het
verschiet. Het is soms wat verwarrend, al die seizoenen tegelijk in 1 mens, maar
het heeft ook wel wat. Zeker als ik het kan laten om controlefreakerig de boel op orde te brengen.
3 opmerkingen:
Prachtig en.... zeer inspirerend!
Prachtig en.... zeer inspirerend!
Heel erg mooi. Dank je wel.
Een reactie posten