Ze zijn nooit gezellig,
hoorzittingen. Zelfs niet als ze volgen op een “keukentafelgesprek”, de gemoedelijke
term die tegenwoordig verwijst naar de WMO-procedure (Wet Maatschappelijke
Ondersteuning) die een zorgvrager moet doorlopen om hulp te krijgen. In mijn
geval bij het huishouden. Mijn keukentafelgesprek vond plaats in oktober. Het is
een herindicatie-gesprek in het kader van alle wijzigingen in de zorg. Ik maak
me geen zorgen, mijn situatie spreekt voor zich denk ik... (progressieve
spierziekte, rolstoelgebonden, alleenstaand, dochter van tien). Maar tot mijn
ontsteltenis heb ik na dit gesprek ineens nog maar recht op minder dan de helft
van het aantal uren hulp dat ik nu krijg. Plotseling acht de gemeente Amsterdam
twee uur en 55 minuten hulp per week voldoende om mijn huis en was mee schoon
te houden. Ik teken – natuurlijk - bezwaar aan tegen dit besluit en ontvang een
uitnodiging om dat bezwaar mondeling te komen toelichten. Dus begeef ik mij
gewapend met stapels documenten en het grootste juridische gelijk ter wereld,
naar de hoorzitting.
Mijn bezwaar draait om drie
punten. Allereerst motiveert de gemeente haar besluit in het geheel niet, wat
in strijd is met het zogeheten motiveringsbeginsel; een besluit moet uitgelegd
kunnen worden. Ten tweede gebruikt de gemeente normtijden om te bepalen hoeveel
zorg er ingezet gaat worden. Vijfenzeventig minuten voor een schoon en leefbaar
huis, dertig minuten voor de was, etc). De Centrale Raad van Beroep heeft november
2015 bepaald dat het hanteren van normtijden is toegestaan, mits de gemeente objectieve criteria kan overleggen waaruit blijkt dat die
hoeveelheid tijd ook daadwerkelijk volstaat. Kortom: In 75 minuten moet je huis
dan ook daadwerkelijk schoon en leefbaar zijn. Het resultaat telt, niet de
norm. Ten derde bestaat er in Nederland de zogeheten zorgplicht die inhoudt dat
mensen met beperkingen recht hebben op compensatie van hun beperkingen zodat
zij zelfstandig kunnen blijven functioneren en participeren.
Graag had ik van de gemeente alsnog een motivering
van haar besluit gehoord. Want hoe komen beleidsmakers ertoe om de oude normtijden
(vastgelegd in het Protocol van CIZ dat door de Centrale Raad van Beroep wordt
geoordeeld als een deskundige analyse van de zorgbehoefte van leefeenheden) gewoon
te halveren (of meer), hetgeen precies is wat de gemeente Amsterdam gedaan
heeft. Dat is toch volstrekt ongeloofwaardig? Hoe verkoop je met droge ogen dat
iemand die in alle opzichten niet in staat is zijn eigen huishouding te voeren
(wat ook keurig vermeld staat in het keukentafel-onderzoeksrapport) genoeg
heeft aan een schamele twee uur en vijfenvijftig minuten hulp in de week
terwijl het er nu zes-en-een-half zijn?
Ik heb mijn vragen gesteld en ik heb antwoorden
gekregen, maar niet de antwoorden waar ik naar vroeg. Veel meer dan een
oplepelen van de normtijden als “uitleg” van de toegekende uren krijg ik niet.
Een doorvragen naar de objectieve criteria achter de normtijden levert me het
inzicht op dat de gemeente de nieuwe uren heeft afgeleid uit gesprekken met
thuiszorg organisaties. Maar helaas, die verwijzing wordt door de Centrale Raad
van Beroep niet erkend. Wat anderen doen is immers niet per definitie goed en
deugdelijk. Daarna rest mij de mededeling dat ik mijn beperkingen niet
gecompenseerd acht en dat vervuiling mij rest, maar dat ik vooralsnog machteloos
ben dat te bewijzen.
Er is maar 1 conclusie te trekken na deze
ontstellende twintig minuten gemeente versus burger: Ik heb alle gelijk van de
wereld in de vorm van jurisprudentie aan mijn zij, maar maar de gemeente Amsterdam
heeft alle macht en zij geeft vooralsnog geen krimp. Volharden zij, dan rest
mij niets dan een vervolggang naar de rechter die gelijk en macht - desnoods
dwingend – wel zal verbinden.
2 opmerkingen:
Ik wens je een lange adem en een positieve uitslag!
Sterkte!
Een reactie posten