In de klas van mijn dochter
zit een meisje met een dove moeder. Niet van het soort een-beetje-harder-praten-dan-hoort-ze-je-wel-doof,
nee echt doof. Helemaal. Ze hoort niks en communiceren doet ze via liplezen en
gebarentaal. En al probeer ik driftig wat mee te pikken van het laatste, het
eerste gaat mij niet lukken. Mijn verslapte lippen zullen voor haar nooit
leesbaar zijn.
Dus strik ik een vader en
vraag hem om tegen haar te zeggen dat ik graag met haar wil spreken, maar dat onze
handicaps totaal niet matchen. Ze lacht haar stralende lach en het contact is
gelegd. Contact vol ongemak. Niet vanzelfsprekend of flitsend. Maar stuntelig,
zoekend, tastend. Soms pak ik mijn telefoon om te typen wat ik wil zeggen, maar
al begrijpt ze me dan, het helpt toch niet om voorbij te komen
aan het grote ongemak dat onze relatie domineert.
Handicaps kunnen enorm
verstorend werken. Iemand niet verstaan, niet weten wat hij wel of niet kan, of
je wel of niet moet helpen, het trekt alle zekerheid onder je vandaan. Het
toont hoezeer de menselijke omgang is vastgelegd in gedragscodes en normen.
Hoezeer wij ons allen keurig gedragen weten door hoe het hoort. We zijn diep
sociale wezens, tot het moment dat er oren verschijnen die niet horen, een
stoel die benen vervangt, een mond die onverstaanbare klanken brabbelt, een
gezicht dat zo vloekt met de normen der schoonheid dat het je de adem beneemt,
of armen en handen die geen enkele kracht bezitten om zelf tot handelen over te
gaan. Op zo’n moment is niets meer vanzelfsprekend en eenvoudig. Dan worden wij
mensen stuntelaars. We gaan de verkeerde dingen doen. Harder of kinderachtiger
praten, iemand zomaar aanraken zonder dat hij dat vraagt of er toestemming voor
geeft, foute grapjes maken, vermijden of juist theatraal te voorschijn treden.
Zoveel mensen, zoveel onhandigheden.
Als antwoord op deze sociale
onhandigheid verschijnen er steeds vaker lijstjes (met een duur woord
gedragswijzers) die dienen om beter om te kunnen gaan met bepaalde handicaps. In
die lijstjes tref je dingen aan als: Praat met
mij, niet over mij. Betuttel me niet. Doe gewoon, etc. Allemaal heel ware en
prima voorschriften. En als ik in een weinig toegeeflijke bui ben wil ik maar
wat graag dat iedereen de gedragswijzer “Omgaan met de handicap van Marie-José”,
uit zijn hoofd kent, maar tegelijkertijd vraag ik me af: Moet het
bovenbeschreven ongemak eigenlijk wel geproblematiseerd worden? Moeten we het
opvatten als iets wat er niet moet zijn, wat fout is? En zou het een teken van
acceptatie en integratie van gehandicapten zijn als iedereen maar weer braaf op
zijn gemak is? Terug in de rol van weten hoe het hoort. Van sociale
vervloeiing. Of is dat ook een gemiste kans? Wat ontwikkelt zich niet meer als
het ongemak bezworen wordt door lijstjes, stappenplannen en gedragswijzers?
Maanden duurt mijn eigen
ongemak in het contact met de dove moeder en dan opeens betrap ik mezelf erop
dat het verdwenen is. Dat ik steeds minder naar mijn telefoon grijp om iets op
te schrijven. Mijn ogen, stuntelige gebaren en onleesbare lippen lijken ineens ook
zonder hulpmiddelen over te kunnen brengen wat ik wil zeggen. Steeds minder
vaak ervaar ik haar alleen maar als doof. Of mezelf als onhandig. En dat alles
zonder gebruik te maken van het het stappenplan “Omgaan met doven mensen doe je zo”. Nee, dwars door al het aanvaarde
ongemak heen vormen onze handicaps ineens geen mismatch meer. We hebben een weg
gevonden.
4 opmerkingen:
Maar dat is het hem nou net: voordat we bij het wezenlijke van een mens komen, voordat we ons innerlijk met de ander kunnen verbinden, moeten we voorbij aan al die oppervlakkige zaken zoals uiterlijk, beperkingen en 'buiten-de-lijntjes-eigenschappen', van onszelf en van de ander.
En dan vraag ik me af: waarom hebben we zo'n vreselijk beperkend omhulsel gekregen, terwijl er die binnen in ons zo'n prachtige kern schuilgaat?!
Een overwinning is pas een overwinning als je obstakels neemt. Hoe groter de obstakels, hoe groter (het gevoel van) de overwinning.
Jammer is alleen dat de ene obstakel de andere niet is. Sportieve obstakels zien men als leuke uitdagingen (als beoefenaar dan wel als supporter). Maar de uitdaging aannemen de mensen voorbij hun beperking(en) te bezien om werkelijke verbinding te maken, nee dat gebeurt nog te weinig. Sociaal ongemak is blijkbaar iets wat nog geen geaccepteerd verschijnsel is. Slechts weinigen durven de uitdaging voorbij sociaal ongemak te komen aan.
Heel mooi hoe jij jouw sociaal ongemak in relatie tot een persoon met een andere obstakel hebt beschreven! Bedankt!
Onhandig????
Hoeveel handen moet je hebben als je je rolstoel moet bedienen en tegelijkertijd je gebarentaal wil praten???
Hoe ga je om met de woede dat deze handicaps elkaar verzwaren????
Dat is nog maar de zichtbare onhandigheid.
Met onhandigheid is natuurlijk helemaal niets mis, als het gebeurt vanuit een zoeken vanuit wederzijds respect en menselijke waardigheid. Dan duidt het op een oprechte nieuwsgierigheid naar elkaar, en op de bereidheid om in het contact te investeren. Dat is alleen maar toe te juichen! En het levert een interessante weg op naar een waardevol contact, waar beide gesprekspartners beter van worden.
Met sociale onhandigheid die voortkomt uit vooroordelen of uit een gevoel van meerderwaardigheid heb ik meer moeite. Dat levert ook vaak ongeduld op, want "die ander is mijn tijd aan het verdoen, want het zal toch niet zinnig zijn". Dit soort contacten laten een vervelende smaak na en maakt beide partners minder.
Een dergelijke reactie heeft vast ook gedeeltelijk te maken met het ongemak van mensen, als een contact anders verloopt dan verwacht. Wat inderdaad voorstelbaar is, want dan moet je opeens zelf nadenken en improviseren. Hier kunnen de lijstjes van Marie-José bij helpen, want ze geven praktische tips.
Maar ik ben ervan overtuigd dat minstens een even groot aandeel ligt in vooroordelen en waardeoordelen, en daar kunnen lijstjes helaas niet bij helpen...
Een reactie posten