Ik had gedacht dat ik het moeilijk
zou vinden om er met haar over te spreken. Maar het tegendeel is waar. Het lucht
me op dat zij nu ook zelf weet dat er met haar iets aan de hand is. Dat ze zo
geboren is. En dat ze nu gelukkig nog kan lopen, rennen, klimmen, maar dat dat ooit
misschien anders zal zijn. Het lucht me op omdat je met dat wat er is zoveel makkelijker kunt omgaan dan met dat wat nog boven je hoofd hangt, wat nog
onzeker is en ongewis.
Wel speelt de vraag me
parten hoe ik met haar zal spreken.
Welke woorden, welke taal ik zal gebruiken om met haar te praten over haar... tja...
daar begint precies het probleem... haar ... ziekte. Kijk dat bedoel ik.
Onmiddellijk sluit de wereld van laboratoria en ziekenhuizen zich om ons heen
en zie ik mannen in witte jassen, microscopen, pillen. Gebruik medisch jargon en
je bent veroordeeld tot denken in termen van abnormaliteit en afwijking. Van
gebreken en tekort. En daar begint mijn radicaliteit. Een gevoel van verzet dat
zich met kleine krammetjes stevig in mijn borstkas vastzet. En dat niet zal
rusten.
Want mijn dochter is mijn
dochter. Ze heeft gouden haren en zit het liefst hoog in een boom. Ze is
omringd door fantasievriendjes en ze barst in een onstuitbare vloedgolf van
tranen uit als ons kleine tengere poesje Moortje wordt aangevallen door Oki. De
buurpoes, met een kop als een leeuw en zo rond als een ton. Mijn kind leeft in
een wereld die vloeibaar is. Waar tegenstrijdigheden in vrede naast elkaar
existeren. Waar je rustig tegelijkertijd wel en niet in Sinterklaas kan
geloven. Waar sprookjes die niet bestaan je de stuipen op het lijf jagen. Waar
je weet dat je geen magische invloed hebt, tenzij je precies tussen de randjes
van de stoeptegels blijft lopen. Of zeven tellen je adem inhoudt.
En dan die verdomde ziekte.
Nee niet die verdomde ziekte. Dan dat verdomde gebrek aan vloeibare woorden om
haar fysieke-zijn mee te beschrijven. Alles in mij verzet zich om tegen haar te
zeggen dat ze een spierziekte heeft. Dat
haar spieren niet goed werken. De
krammetjes in mij zetten zich uit alle macht schrap. We doen het niet! We doen
het niet! Waarom niet? Ze weet het allang. Ze kent het woord. Ik gebruik het
zelf als ik mensen uitleg waarom ik in een rolstoel zit. “Ik heb een
spierziekte”. Maar tegen haar zeg ik: "Onze spieren zijn anders, bewegen anders,
werken anders". En terwijl ik het zeg adem ik open, omdat het ook mij verlost. Wegvoert
uit de wereld van het medische jargon met alle negatieve connotaties van
overgeleverd-zijn, verval, gebrek. Anders... Een woord dat niet vastpint. Dat
een veelvoud aan betekenissen mogelijk maakt. Niks de snelweg naar ellende,
maar hup zo de ruimte in, het heelal, de wereld van de onbegrensde
mogelijkheden.
We zullen onze eigen taal
moeten uitvinden. Een vloeibare taal vol beloftes. Een taal die haar lijf niet op
voorhand diskwalificeert. Die haar genetische bagage niet als fout bestempelt.
Een taal die uitnodigt en opent. Waardoor de krammetjes als vanzelf loslaten.
2 opmerkingen:
Geraakt door jouw verhaal. Jouw woorden. Ik zie er tekeningen bij. Mooi en hartverscheurend tegelijk. Sterkte.
Prachtig verwoord! Ik zit zelf in een rolstoel, en hoewel ik een totaal andere aandoening heb is het erg herkenbaar wat je schrijft.
Een reactie posten