Ze heeft MS, waardoor ze
regelmatig gebonden is aan bed, bank en huis. Soms maakt haar dat woedend en
jaloers. Op het gemak waarmee de levens van anderen lijken voort te huppelen, terwijl
het voor haar al een prangende vraag kan zijn of ze het vandaag redt om een
boodschapje te gaan doen.
Voor mij is ze een
inspiratiebron. Van haar ontvang ik gedichten, zo raak en afgestemd op mijn
leven dat ik bij de derde regel vaak al in tranen ben. Van haar krijg ik
zelfgemaakte doosjes. Het papier waarmee ze gevouwen zijn is met zorg
uitgezocht. Met mooie kleuren en afbeeldingen. In het doosje stopt ze kleine
cadeautjes. Simpel maar vreselijk lief. Een lekkere bonbon, geurende theezakjes,
pistachenootjes, zelfgemaakte kaartjes.
Deze week word ik echter verrast
op iets geheel anders. In mijn mailbox vind ik een gefotoshopte foto van mijn
oog. Een uitsnede van een foto uit een serie ‘samenselfies’. Ik had de
betreffende foto het liefst direct gewist want ik sta er echt vreselijk
gehandicapt op, maar de foto is behouden gebleven en liggend op haar bed - omdat
het weer één van die vermoeide dagen is – heeft ze de tijd om de serie nog eens
rustig “na te genieten”. Ze mailt me: “Ik vind foto 130424 toch het leukst
omdat je daar goed ziet wat een mooie ogen en wenkbrauwen jij hebt.”
Daar ga ik maar eens even
voor zitten. Het gebeurt me tenslotte niet heel vaak dat iemand mij
complimenteert met mijn lijf. Bovendien ervaar ik mijn ogen vooral als lastige dingen. Ze sluiten niet goed en daardoor bezorgen ze me veel ongemak. Ze prikken, tranen, schrijnen en ik moet ze altijd druppelen en zalven. Mijn oog als mooi gaan bekijken is dus nieuw en ik heb er de ogen van een ander voor nodig. Haar ogen. Ogen die voorbij kijken aan het eerste beeld; het beeld van mijn gezicht met daarop de afdruk van een syndroom. Door de oppervlakte heen is zij op
zoek gegaan naar iets anders. Iets wat zich voor het snelle oog verborgen
houdt, maar wat zich kan openbaren aan degene die echt kijkt. Met een open blik vol aandacht en rust.
En ik realiseer mij dat het juist haar
uren op bed en bank (en weer terug naar bed) zijn, die deze vorm van aandacht
mogelijk maken. En hoe al die uren tezamen tot leefstijl zijn geworden. Tot iets wat al haar
handelingen doordringt. Niet dat ze geen aandachtig persoon geweest kan zijn
toen haar lijf en leden nog volledig werkten, maar een gezond lijf kan wel behoorlijk
afleiden van een vita contemplativa,
zoals de middeleeuwers zo mooi plachten te zeggen. Een contemplatief ofwel
aandachtig leven. Eerder verleidt het tot een vita activa. Tot rennen en
snellen. Van het een naar het ander. Naar het meer, en nog meer. Iets wat
heerlijk kan zijn, maar ook eenzijdig.
Tijd om te kijken. De gift
van een leven dat zo nu en dan piepend tot stilstand komt en dan krakend verder
strompelt. Een leven dat soms vervloekt wordt. Dat in vergelijking met de
levens van alleskunners zo onproductief en soms zelfs leeg kan lijken. Maar dat
geldt alleen voor het oppervlakkig gerichte oog. Zij die met aandacht zo’n leven beschouwen
zien iets heel anders.
1 opmerking:
Prachtig en zo waar.
Een reactie posten