In de zorg voor zwangeren is afgelopen week (4 april 2017) de
NIPT ingevoerd. Deze test biedt vrouwen de mogelijkheid hun kindje te laten
screenen op Down-, Edwards-, en Patausyndroom. Eerder werd deze test alleen
aangeboden aan vrouwen met een verhoogd risico op deze aandoeningen, maar vanaf
heden is hij beschikbaar voor alle zwangeren. Op de eerste dag dat het
uitvoeren van de test mogelijk was, kwamen er 800 vrouwen op de verschillende
prikpunten in het land af. Om dat een beetje context te geven: De drie
ziekenhuizen met een NIPT-laboratorium verwachten in de toekomst een dagelijkse
bloedafname bij 360 vrouwen.
Dat 800 zwangeren direct op de eerste dag
naar een laboratorium snellen om een medische test te laten doen laat zien dat
de angst voor Down diep zit, want ook al wordt er ook getest op Patau en
Edwards, de meeste mensen zullen de test vooral doen vanwege Down. Dat is voor
de hand liggend omdat de andere syndromen niet alleen significant minder
vaak voorkomen, ze zijn ook veel minder bekend; kinderen met deze afwijking
sterven vaak al tijdens de zwangerschap of vlak erna. Dat is niet het geval bij
Down. Integendeel. Onderzoek laat zien dat de levensverwachting van mensen met
Down de laatste jaren is gestegen, dat de kwaliteit van hun leven is toegenomen
en dat zij zich sociaal veel beter ontwikkelen dan vroeger. Ook blijkt dat
mensen met Downsyndroom de kwaliteit van hun eigen leven als zeer hoog
beoordelen. Vanwaar dan toch deze stormloop op de NIPT?
Ik kan niet anders dan constateren dat de op
angst gebaseerde realiteit, die mede door het screeningsaanbod zelf wordt
gecreëerd, zwaarder weegt dan de realiteit van mensen met Down en hun naasten.
Ik neem dat de vrouwen die zwichten voor het beschikbare testaanbod niet kwalijk.
Ook niet de 74 procent die na constatering van Downsyndroom overgaat tot
abortus. Ik heb respect voor de individuele keuze van iedere ouder in dit helse
dilemma van wel of niet testen. Maar ik neem het wel de mensen kwalijk die
betrokken zijn bij de creatie van dit dilemma. Zij die tegen realiteit van
leven met Down in bewegen, zoals de farmaceutische industrie, die dik geld
verdient aan de ontwikkeling van steeds geavanceerdere Downtesten en de
overheid die lak heeft aan hoe mensen met Down hun eigen leven kwalificeren, of
aan de grote groep ouders van kinderen met Down die strijden tegen het stigma
dat hun kind aankleeft. Het stigma van leed, zielig, minderwaardig, dat door
het screeningsaanbod nog eens wordt bevestigd en onderstreept. Maar ik ben vooral
geraakt door de maatschappelijke onverschilligheid rond dit thema. Over het
gemak waarmee ethische vragen rondom voortplanting worden weggeschoven naar het
privédomein en worden afgedaan als een zelfbeschikkingskwestie.
Voortplantingsvrijheid is een groot goed,
maar mensenrechten wegen zwaarder. In een beschaafd land dat in zijn grondwet
uitgaat van de (gelijk)waardigheid van alle mensen, past geen door de
overheid gestuurd prenataal selectiebeleid. In mijn ogen op geen enkele
(medische) grond, maar zeker niet bij aandoeningen waarvan vaststaat dat ze
voor het merendeel van de dragers geen groot leed veroorzaken, noch van
cruciale invloed zijn op hun levensgeluk. De invoering van de NIPT is een
dwaling omdat het bijdraagt aan onjuiste, stigmatiserende beeldvorming en omdat
de waarde van een mensenleven bij prenatale screening wordt gelijkgesteld aan
de aan-of afwezigheid van een syndroom. De mens is geen syndroom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten