Marcel Levi, internist, hoogleraar
en voorzitter van de Raad van Bestuur van het AMC stelde afgelopen jaar
publiekelijk de vraag hoe lang je als arts moet doorgaan met het behandelen van
mensen voor wie er eigenlijk geen uitzicht meer is.
Levi’s standpunt in dit dilemma is
controversieel. Volgens hem is het gerechtvaardigd als artsen bepaalde
behandelopties niet aan een patiënt voorleggen of aanbieden als zij inschatten dat
de nadelen van deze behandeling groter zullen zijn dan de voordelen. In zo’n
geval moet de patiënt behoed worden voor nog meer narigheid en moet hij niet
belast worden met een keuze die eigenlijk niet reëel is.
Met dit standpunt gaat Levi in
tegen de heersende medische ethiek waarin grote waarde wordt gehecht aan het
volledig informeren van de patiënt, waarna deze zelf al dan niet toestemming
geeft voor een bepaalde behandeling. In medische kringen wordt dit proces
aangeduid met de term “informed consent”. En hoe mooi en logisch dit proces ook
moge klinken, de praktijk is weerbarstig. Het recht op informatie leidt
immers rechtstreeks tot de verplichting een keus te moeten maken. En al kunnen
mensen altijd afzien van behandeling, het wordt hen wel een stuk moeilijker
gemaakt om hiervoor te kiezen als hen tegelijkertijd 'hoop' in de vorm van een behandeloptie wordt geboden. Te lang doorbehandelen is dan ook een logisch gevolg van de
weigering om te erkennen dat de patiënt het stadium van ‘de reële keuze’
voorbij is, en dat hij inmiddels gebaat is bij arts die niet meer inzet op behandelen,
maar die bij wil dragen aan de kwaliteit van het leven dat nog rest.
Het idee dat iemand altijd, in elke omstandigheid
en ongeacht het soort keuze dat gemaakt moet worden – zelf moeten kunnen kiezen, is een vorm van keuzeterreur. Het stoelt op de veronderstelling
dat het hebben van een keuze in principe altijd goed is. Maar er zijn vele situaties
denkbaar waarin juist het ontbreken van een keus en het moeten aanvaarden van
de naakte feiten, eerlijker en mensvriendelijker kan zijn dan het aanbieden
van onmogelijke keuzes onder de noemer van het respecteren van de individuele
autonomie.
Stoppen met het aanbieden van behandelopties die meer kwaad dan goed doen, is dan ook niet
hetzelfde als de tijd terugdraaien naar het “voor-je-eigen-bestwil-tijdperk”,
zoals Lode Wigersma, directeur bij de artsenfederatie KNMG, meent (Blog Artsennet).
Het is een erkenning van het feit dat er naast het recht op informatie ook
zoiets bestaat als het recht op niet-weten. Kennis kan verrijken maar ook
nodeloos belasten, en een arts kan dus ook doorschieten in zijn drang tot
informeren. Het is ook niet “paternalistisch” zoals Trouw 01/06/12). Eerder is op tijd stoppen met het aanbieden van nog meer
behandelopties een erkenning van het feit dat er grenzen zijn aan de
mogelijkheid tot genezen. Daarmee blijf je als arts trouw aan je eed om lijden
te verlichten en geen schade te doen.
In mythische en epische literatuur
is de zoektocht naar de heilige graal een terugkerend motief. De graal staat
symbool voor levenskracht en onsterfelijkheid. Hij wordt behoed door ingewijden
met grote kennis van zaken en een zuivere inborst. Zij moeten ervoor zorgen dat
de graal niet in verkeerde handen valt. Gebeurt dat toch dan wordt wat
zegen had kunnen zijn tot vloek. Artsen zijn de moderne hoeders van de medische
graal. Als het goed is gebruiken zij hun kennis zo dat deze tot zegen wordt en
geen schade toebrengt. De relatie tussen arts en patiënt is daarbij een
belangrijker richtlijn dan voorgeschreven procedures. Het principe van informed
consent is een groot goed, maar moet niet dwangmatig als heilig huisje worden
toegepast. Artsen moeten vooral goed kijken naar elke individuele mens die zij
voor zich hebben en het ‘levenswater’ dat zij behoeden slechts aanbieden aan hen
die het daadwerkelijk léven zal schenken, niet slechts een uitstel van sterven met
onnodig veel leed.
In Trouw (Letter en Geest, 19 mei 2012) staat een interview met Marcel Levi dat de moeite van het lezen waard is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten